Sjoerd en Betty Van Badung naar Denpasar

Van Badung naar Denpasar

door Sjoerd en Betty

Denpasar, sinds 1945 de hoofdstad van Bali, was twintig jaar geleden nog een klein marktstadje genaamd Badung. Sindsdien is het tien keer zo groot geworden en profiteren alle overheidsdiensten binnen de stadsgrenzen mee van het toerisme. 

De stoplichten kunnen de gigantische stroom van motors, brommers en bestelbusjes nauwelijks aan. Te midden van alle lawaai en uitlaatgassen wonen de welgestelde families nog altijd in traditionele kampongs. Een kampong is een soort hofje dat tegenwoordig met extra hoge muren wordt afgeschermd. Stadsbewoners die het met een appartement moeten doen, hebben op het dak een familietempeltje staan. Het bekendste herkenningsteken van zo’n tempeltje is een groot, grauw beeld van de Hindoegod Catur Muka, die met zijn vier gezichten de belangrijkste straten van Denpasars grootste kruispunt overziet. Denpasar lijkt ons niet interessant als woonplaats. Het is namelijk een vieze stad. Het water dat door Denpasar stroomt is vervuild en stinkt enorm.

Daarnaast is Denpasar een snel groeiende metropool met bijna een half miljoen inwoners. Het is er druk, heet en stoffig. De stad is een wirwar van kronkelende steegjes, onlogische straten met eenrichtingsverkeer en indringende geuren. Er rijden meer auto’s dan dat er mensen in Jakarta wonen. 

Op de Sukowati markt hadden we de tip gekregen om de Pasar Kumbasari eens te gaan bekijken, dus zijn we daarheen gegaan. Je weet niet wat je ziet! Het zijn eigenlijk twee grote hallen, waarvan één helemaal vol is gezet met alles op het gebied van kruiden en specerijen, en de ander met alles op het gebied van kleding, kunst en houtsnijwerk. Je kunt er bijna niet doorheen lopen: zoveel ligt er. Nu begrijpen we wat de V.O.C. hier te zoeken had.

Bij Pasar Kumbasari worden de goederen ook gereedgemaakt voor export. Grote Nederlandse bedrijven doen hier regelmatig hun inkopen. Dit verkopen ze onder andere door aan de lokale arbeider, zodat de arme bevolking ook een graantje kan meepakken van de goederen die hier geëxporteerd worden. En als je bij zo’n Nederlands bent moet je toegeven dat ze werkelijk fantastisch mooie spulletjes hebben. Het liefst zou je alles willen meenemen. We raakten er niet uitgekeken, er is zoveel waar je uit kan kiezen! Wat een pracht en praal.

Op een gegeven moment werden we door een mevrouw aangehouden die ons wel even wilde rondleiden. Uiteindelijk ging het er natuurlijk om dat we in haar winkeltje terecht zouden komen om iets van haar te kopen.

Daar schrok ik plotseling van iets dat die mevrouw ook gelijk zag, maar de rest niet. Die waren veel teveel onder de indruk van alle spulletjes. Ik zag echt een hele dikke rat boven me kruipen, en ik moet zeggen: daar schrok ik wel even van! Gelukkig had de rest hem niet gezien. Houden zo, dacht ik. De mevrouw zei tegen me, ‘Big mouse’, waarop ik zei, ‘Yes, very big!’ Verder bleef ik stil, voordat er iemand rechtsomkeer wilde maken. Later heb ik het natuurlijk wel verteld en erg om gelachen, maar ik was er toch wel even van geschrokken. Daar is het heel gewoon. 

Nadat we alles bekeken hadden zijn we voor een koud drankje even gaan zitten en maakten we kennis met een zilversmid. Het was een aardige jongen. Hij zat met een partner van hem uit Nieuw Zeeland bij ons aan tafel en we raakten aan de praat. We kregen wat werk van hem te zien.

Het zag er echt prachtig uit. De vrouw uit Nieuw Zeeland zorgde voor mooie schelpen en daar maakte hij met zilver sieraden van. Dat verkochten ze vervolgens, waaronder in Nieuw Zeeland. Voor bepaalde opdrachten kwam de vrouw speciaal hierheen en dan ging hij ermee aan de slag.

Daarna was onze tijd om. We hadden een afspraak met de taxichauffeur en namen afscheid. De zilversmid riep ons nog even terug om zijn kaartje te geven. Eenmaal buiten stonden ze ons alweer op te wachten met de meest uiteenlopende waren: parfum, horloges, speelgoed, ringen, noem maar op. Toen we de taxi eenmaal gevonden hadden gingen we richting het hotel, dat ongeveer een halfuurtje van de markt is verwijderd, en zijn we nog lekker even gaan zwemmen en luieren.

Dat was dan de markt van Pasar Kumbasari. Het is echt de moeite waard. Als je hier bent moet je er zeker heen!

Over Sjoerd en Betty

Sjoerd (55) en Betty (53) Flameling zijn gek van reizen. Toen ze hun tocht in Australië afsloten met  een tripje naar Bali, verloren ze hun hart aan Indonesië. Sinds die keer komen ze regelmatig terug naar dit prachtige land.

Waarom? Vanwege de vriendelijke en behulpzame bevolking, de paradijselijke sfeer en het groene en rustige landschap. Het verkeer is chaotisch en mensen proberen je van alles te verkopen, maar ook dat hoort bij de cultuur. Volgens de Flamelingen is het door dit alles net of Indonesië je pakt.

Ze willen maar al te graag hun verhalen en ervaringen op Indonesie.nl delen. ‘Wat we allemaal hebben meegemaakt is onvoorstelbaar.’

Specialisten Indonesië

Meer Indonesie.nl